|
|
Stel je voor: je ligt te ‘relaxen’
op je luchtmatras in zee, niet zover van het strand,
terwijl de golven je zachtjes heen en weer wiegen.
Als je luchtmatras naar de top van de golf toegaat,
beweeg je in de richting van de kust, terwijl je weg
van de kust beweegt als je naar het golfdal toegaat.
En zo maak je eigenlijk voortdurend een cirkelbeweging.
Ook de waterdeeltjes onder het wateroppervlak beschrijven
zo’n cirkelbeweging. |
|
Misschien heb je ook
al opgemerkt dat, als je diep genoeg onder water zwemt,
je de golfbewegingen bijna niet meer voelt? Dit komt
omdat de cirkelbeweging die de waterdeeltjes vormen,
kleiner wordt als het water dieper wordt. En als je
diep genoeg gaat, is er gewoon helemaal geen cirkelbeweging
meer en voel je dus de golfslag niet meer. |
|
Ook geldt het principe dat, hoe groter
de golf is, hoe groter de gemaakte cirkelbeweging is.
Deze cirkelbeweging zorgt er voor dat je je, nadat een golf is gepasseerd, nog altijd op exact dezelfde plaats bevindt met je luchtmatras als vóór het toekomen van de golf.
Dit fenomeen verklaart ook waarom er geen netto beweging
is van water. Een golf verplaatst dus enkel energie
en geen watermassa.
Als een golf water bereikt waar de diepte niet groter
is dan 1/20 van de golflengte is de beweging niet
meer cirkelvormig maar ellipsvormig. De bodem drukt als het ware de cisrkel plat en de bodemwrijving zorgt ervoor dat de
golf verandert van vorm en snelheid. Hierdoor worden
de golflengte en de snelheid kleiner, terwijl de golfhoogte
groter wordt. De waterdeeltjes net boven de bodem
ondervinden de meeste wrijving en worden dus het meest
afgeremd, terwijl de wrijving minder groot is aan
het wateroppervlak. Daardoor gaan de deeltjes aan het wateroppervlak
sneller bewegen dan de deeltjes tegenaan de bodem en slaat de golf over.
|
|
|
|
|