
© Judy Helgen and the
Minnesota Pollution Control Agency
In de natuur is bij bepaalde diersoorten
een verlaagde vruchtbaarheid, een vervrouwelijking
van mannetjesdieren (en omgekeerd) en storingen
in de seksuele identiteit vastgesteld. Bij de mens
stelt men een toename van borst-, baarmoeder-, teelbal-
en prostaatkanker vast, naast een geleidelijke vermindering
van de kwantiteit en kwaliteit van het sperma.
Recent werd een hypothese geopperd
die een gemeenschappelijke oorzaak voor al deze
verschijnselen voorstelt. Hierbij wordt de rol van
de zogenaamde hormoonverstoorders (of endocriene
verstoorders) naar voren gebracht. Men noemt deze
stoffen zo omdat ze de werking van natuurlijke hormonen
(zoals oestrogenen en androgenen, respectievelijk
de vrouwelijke en mannelijke geslachtshormonen)
kunnen nabootsen.
Er zijn enkele honderden chemische
stoffen waarvan men vermoedt dat ze een mogelijke
hormoonverstorende werking hebben. Je treft ze zowat
overal aan: in onze voeding, detergenten, pesticiden,
verpakkingsmateriaal, gezuiverd afvalwater en zelfs
in fopspenen.