In het begin van
de 20e eeuw circuleerden nogal wat opvattingen over
zeelucht. We hebben er enkele voor jullie verzameld.
Men dacht dat zeelucht nagenoeg steriel was, vrij
van microben en bezoedelende gassen. Dit was één
van de redenen waarom men mensen aanraadde om met
zieken en kinderen naar de zee te gaan, zeker wanneer
er een ‘zeebriesje’ waaide.
Men ging er ook vanuit dat de windrichting een belangrijke
rol speelde. Zo dacht men dat tijdens de winter, de
wind komende van de zee dominant was en over het algemeen
minder koud. Deze wind achtte men bovendien ook schoner
dan wind komende van over het land. De zeebries bracht
verfrissing, ze deed de lichaamstemperatuur dalen.
De windvlagen veroorzaakten als het ware een schok,
waardoor de haarvaten zich afwisselend vernauwden
en weer uitzetten. Hierdoor ontstond een soort ‘vasculaire
gymnastiek’ die een betere vochthuishouding
in de weefsels, een stimulatie van de zenuwen, en
zo ook een verhoogde resistentie tegen temperatuurswisselingen,
als gevolg had. Kortom, blootstelling aan een zeebries
zorgde voor een verhoogde weerstand tegen ziektes. |